'Eerst goed kijken, dan pas doen'
Kristel van Dalsum, directeur op de Bavokring in Rotterdam-Kralingen, heeft al jaren ervaring met het sturen op groeps dynamiek, onder andere met behulp van groepsanalyse. Hoe past zij deze methode toe op haar school en wat is de relatie met werkgeluk?
Al vanaf haar eerste stage tijdens haar pabo-opleiding beseft Kristel dat leren meer inhoudt dan tafeltjes neerzetten en lesjes afdraaien. ‘Ik merkte dat wanneer je de groepjes tafels anders neerzet, het de ene keer veel beter uitpakt dan de andere keer. Ik wilde dat zelf kunnen sturen. Dus ben ik me – naarmate ik langer voor de klas stond en meer wist van de theorie van de gouden weken – ook gaan verdiepen in groepsanalyse.’
Relatie groepssfeer en werkgeluk
‘Je loopt af en toe in een groep op tegen een sfeer die niet positief is of niet voor alle kinderen fijn is. We onderschatten echt hoeveel invloed je kunt uitoefenen op een groep, in positieve én negatieve zin. Door als leerkracht de sfeer positief te beïnvloeden, kom je sneller en eenvoudiger tot leren met de kinderen; het maakt je werk leuker en makkelijker. Je hoort vaak ’Gelukkige leerlingen maken gelukkige leerkrachten’ en dat is volgens mij ook echt zo. Dus de relatie met werkgeluk is voor mij heel duidelijk! Als de leerlingen lekker in hun vel zitten, merk je dat door de hele school heen, ook bij de ouders. En dat zorgt voor een prettige werksfeer!’
De leidraad is: ‘Wat heeft deze groep nodig?'
De eerste weken
Kristel: ‘Het begint met de kennismaking aan het begin van het jaar: welke kinderen heb je in de klas, wie is de juf of de meester dit jaar? Daarna de vormings fase: is het een nieuwe klas, samengesteld of precies hetzelfde als vorig jaar, wie speelt welke rol? Daarna wordt de hiërarchie vastgesteld: wie bepaalt hoe de dingen gaan in de klas, de leerkracht of één of meerdere kinderen? Veel leerkrachten zouden graag deze ‘storming-fase’ overslaan en meteen gaan normeren. Je ziet ook vaak dat al op de eerste schooldag wordt gezegd: ‘Zo gaan we het hier doen!’. Daar is op zich niks mis mee, je zoekt ook naar een bepaalde norm in je groep en het kan maar duidelijk zijn wat jij wilt. Maar je zult ook door die storming-fase heen moeten, daar ontkom je niet aan. Je kunt niet zonder meer zeggen ‘Dit is de norm’ en dan verwachten dat iedereen zich daar klakkeloos aan gaat houden: daarvoor zitten er gewoon te veel verschillende individuen in een groep.’
Groepsanalyse
Een volgende stap is een nadere groepsanalyse van elke klas. Welke kinderen oefenen invloed uit, is dat positief of negatief, hoe maak je positief gedrag zichtbaar, hoe laat je de leerkracht daarop aansluiten? Kristel: ‘Na een week of twee, drie gaat onze interne groepsanalist (de IG’er) de groepen observeren tijdens speciale activiteiten in de gymzaal. Op basis van die analyse wordt de norm van de groep bepaald. Dit gebeurt aan de hand van een standaard lijst van acht mogelijke typen, van de meest positieve (‘Ik ben oké, jij bent oké’) tot de meest negatieve (‘Ik ben tegen’).
Voordeel voor de hele groep
Ze vervolgt: ‘Bij een positieve norm wil je daar meer van, dus dan kijken we wat we kunnen doen om dat positieve te behouden en mogelijk te versterken. En is de norm minder dan gewenst, dan bekijken we hoe dat komt en hoe we dat naar boven kunnen ombuigen. Daarbij analyseren we welke kinderen met een positieve insteek we zichtbaarder kunnen maken en welke meer negatieve kinderen we wat kunnen afremmen. We zoeken dan een oplossing waar de hele groep profijt van kan hebben. Daarbij hoort ook een klassenindeling, met groepjes van kinderen die je graag bij elkaar wilt hebben – of juist niet. Sommige kinderen kun je wat meer veiligheid bieden, door ze achteraan te zetten. Ook kun je bijvoorbeeld zichtlijnen doorbreken, zodat bepaalde kinderen elkaar niet makkelijk kunnen zien en anderen juist vol in het zicht zitten.’
‘Duidelijke relatie tussen groepsdynamiek en werkgeluk’
Interventies
‘Uiteindelijk kun je ook nog een individuele aanpak ontwikkelen, maar we focussen altijd eerst op een groepsaanpak. We kijken daarbij vooral welke interventies we al in huis hebben, zoals via de gedragswetenschapper, de intern begeleiders, het schoolmaatschappelijk werk of therapievormen die al in de school worden toegepast, bijvoorbeeld vanuit ‘De Vreedzame School’ of ‘Rots & Water’. Extern kun je denken aan een organisatie zoals Stichting DOCK.’
‘Overigens is dit proces nooit klaar, de leidraad is de vraag: ‘Wat heeft deze groep nodig?’. Je bent echt nog wel een paar keer bezig met veranderen van de tafelgroepjes, die trouwens niet standaard uit vier kinderen bestaan. Vanuit de groepsanalyse heb je soms groepjes van vijf of zes, en daarnaast misschien twee of drie. Onze analist geeft na de analyse ook tips en adviezen aan de leerkracht.’
De grote hussel-analyse
Aan het einde van het schooljaar wordt – waar het kan – een ‘hussel-analyse’ gedaan van alle kinderen in een klas, soms wel met 60 tot 80 kinderen. In principe gaan groepen nooit automatisch onveranderd door naar het volgende schooljaar. Kristel: ‘We streven elk jaar naar een positieve dynamiek voor elke groep. Onze groepsanalist heeft hiervoor ook een speciale training gevolgd, zodat we echt de diepte kunnen ingaan.’ Inmiddels zijn er op verschillende scholen – ook buiten de RVKO – groepsanalisten, waardoor veel kennis kan worden gedeeld en soms ook over en weer analyses worden uitgevoerd.
‘Belangrijk om van je teamleden te weten bij welke groepsnormen zij zich prettig voelen’
Teamanalyse
De wetten van de groepsdynamica gelden voor elke groep, dus ook voor een onderwijsteam. Vandaar dat op de Bavokring een analyse wordt gemaakt onder de leerkrachten. Kristel: ‘Elke persoon is verschillend. Waar de ene leerkracht prima onder een bepaalde groepsnorm kan werken, is dat voor een ander heel zwaar of ondoenlijk. Bij de hussel- analyse kijken we heel goed naar welke norm er in een groep is en wie daar als leerkracht in het volgende schooljaar het beste bij zou passen. We proberen een mismatch te voorkomen en het werk voor iedereen plezieriger te maken. Daarmee kun je bijdragen aan het werkgeluk van de teamleden, dus dat is heel belangrijk.’
Praktijkvoorbeeld
Een voorbeeld van hoe dit kan uitpakken: ‘Er was een collega die geen combinatieklas wilde draaien, omdat ze dacht dat ze dat niet aankon. Uit de hussel-analyse voor groep 6/7 kwam een profiel voor de optimale leerkracht dat haar op het lijf was geschreven. ‘Het was alsof mijn naam op die klas stond!’, zei ze zelf. Vervolgens hebben we uitgebreid besproken wat haar dat zou opleveren, waar ze tegen opzag en waar ze juist naar uitkeek. Op basis daarvan heeft ze besloten het gewoon te gaan doen. En na afloop gaf ze aan dat die combinatieklas enorm was bevallen en dat ze het eigenlijk van tevoren te groot had gemaakt voor zichzelf.’
Groepsanalyse ondersteunt autonomie leerkracht
‘Als je weet wat een klas nodig heeft en dat jij dat kunt leveren, dan geeft je dat een positief gevoel, waardoor je je werk op een prettige manier kunt doen. Het is dus belangrijk om van je teamleden te weten bij welke groepsnormen in de klas zij zich prettig voelen. We geven leerkrachten veel ruimte om in het team te bepalen wie welke groep krijgt. En dat proberen wij te ondersteunen via de groepsanalyses, hussel-analyses en leerkrachtgesprekken.’
Kristel besluit: ‘Het belangrijkste bij het sturen van groepsgedrag is dat je eerst goed kijkt en nadenkt, en daarna pas intervenieert. We hebben de neiging te snel alleen te kijken naar waar we last van hebben en dat te willen oplossen. Maar vaak is dat waar je last van hebt, niet het echte probleem. Groepsanalyse brengt dat aan de oppervlakte. Eerst goed kijken dus, dan pas doen!’